(T)ROUW EN ONT-ROUW
Tijdens mijn hardlooprondje zie ik een kerstboom liggen. Op de stoep, bij wat huisvuil, klaar om te worden opgehaald. De naalden zijn helemaal bruin geworden, onder in de stam zit een geboord gat. Daarmee kon ie handig op een standaard worden gezet. Dat is vast ook gebeurd, afgelopen kerst. Maar nu ligt de boom dus hier. Het is begin maart. Wat is hier het verhaal, vraag ik mij af (even los van de vraag hoe je je vandaag de dag überhaupt moet verhouden tot het fenomeen ‘kerstboom’). Is dit een geval van pure laksheid? Lag de boom al tijden in een achtertuin of, erger nog, stond ie kaal en treurig op een balkon en kwam het er nu pas van om ‘m weg te doen? Of vond iemand het gewoon te moeilijk om afscheid te nemen? Van de boom, en misschien ook wel van de hele kerstgedachte?
Als dat laatste het geval is, dan kan ik het nog een beetje snappen. Er zijn zoveel dingen die ik niet wegdoe, ook al is hun seizoen voorbij en zitten we inmiddels in een andere tijd. Het bordje op de brievenbus bijvoorbeeld, met onze namen er op. De briefjes die we overal in huis voor elkaar ophingen. De medicijnen in het fleurige (en intussen verbleekte) broodtrommeltje – ik kocht dat ooit voor haar omdat de pillendoosjes van de apotheek haar zo enorm tot een patiënt maakten. Haar foto’s aan de muur. Haar kleren in de kast. Haar lidmaatschap van allerlei app-groepjes. Van heel veel van deze dingen weet ik nog totaal niet hoe het me ooit gaat lukken om ze op te bergen, te vervangen, een andere plaats te geven, of, horror, ze weg te doen.
Rouw is ook trouw, aan alles van haar. Haar spullen, ik koester ze, ze houden iets van haar hier, bij mij. Er afscheid van nemen voelt als ontrouw, zeker als het te snel gaat, te bruusk. Het moet voorzichtig, niet te vlug, of eigenlijk liever helemaal niet. Maar ja. Zo werkt het dus niet, al is het maar omdat het leven doorgaat en het niet aldoor kerst blijft.
Vandaag was ik bij de tandarts. Mijn liefste was daar ook patiënt. Terwijl ik al in de stoel lag vertelde ik dat ze er niet meer is.
‘Eh, o, dat moeten we dan even aanpassen in het systeem’, zei de tandarts.
‘Hoe doe ik dat?’ vroeg de assistente.
‘Je moet iets aanvinken denk ik. Of je vraagt het even aan Helma’.
‘O wacht, ik zie het al, ik kan haar gewoon deactiveren’.
Au. Zonder verdoving.
Na de controle stond ik op uit de stoel. De tandarts zag er wat ontredderd uit. Ik zei dat mijn lief het fijn had gevonden bij hem in de praktijk. ‘Dat is goed om te horen’, zei hij. ‘Ik eh…ze blijft me echt bij’. Hij leek opgelucht, en ík was het ook. Het voelde alsof ik haar gereactiveerd had, gewoon door het nog even over haar te hebben.
Zo zou het kunnen, misschien. Dingen gaan uiteindelijk weg, haar naam zal verdwijnen uit allerlei systemen, haar spullen uit kasten. Maar zolang ze genoemd wordt blijft ze toch ook, en zijn herinneringen geen afgedankte kerstbomen. En wie weet verandert verder gaan en opruimen dan van lieverlee van ontrouw in ont-rouwen. Zachtjes en beetje bij beetje.
(T)Rouw en ont-rouw. Wat doet taal. Ook deze keer zijn het de woordzoekers die het proces van langzaam en gestaag moeten wennen aan een ander leven, een leven zonder jouw liefste, dat vormgeven, raak weergegeven in jouw mooie gevoelige tekst.
BeantwoordenVerwijderenHet zakelijk 'deactiveren,' ik ken het in de vorm van 'buiten werking gesteld' bij de audicien van mijn moeder. 'Klopt, dat is ze,' was mijn antwoord en ben de winkel uitgelopen. Ik had niet de illusie dat ze herinnerd werd. Het klinkt allemaal zo afstandelijk en misschien is het wel handelingsverlegenheid. Goed dat R. wel herinnerd werd en wat dat met jou deed.
Je kunt mensen van voorbij die zijn liefgehad duizendmaal uit systemen verwijderen, herinneringen zijn altijd sterker, kleurrijker, standvastiger, liefdevol.
❤️🙏🏻
Verwijderen