WACHTWOORDEN
Het was december, een paar weken na het afscheid. Buiten bleef het grijs, binnen had ik toch maar een boompje opgezet en een kerstster opgehangen. Ik belde met een instantie. Dat moest, vanwege van alles. De mevrouw van de nabestaandendesk vertelde me vriendelijk dat ze zonder wachtwoord helaas niks voor me kon doen, althans niet zonder de benodigde papieren. Daar raakte ik van in de stress. Wij hadden heel veel goed geregeld, opgeschreven, doorgesproken. Maar op het laatst haalde de ziekte ons zo snel in dat er een paar dingen bij inschoten. Zoals dat ene wachtwoord. En daar zit je dan, aan je eigen nabestaandendesk met je handen in je haar.
Ik probeerde uit alle macht het proces rondom die benodigde papieren te versnellen, er achteraan te jagen, de boel op te jutten. Ik belde, ik mailde, ik belde nog een keer. Dat hielp geen bal, het hele gedoe duurde precies zo lang als zoiets nou eenmaal duurt. En toen kreeg ik alles keurig binnen en was het geregeld. Natuurlijk, zou mijn liefste zeggen, het komt allemaal helemaal goed.
Het zou handig zijn als ik hier iets van zou opsteken. Vooral op het gebied van wachtwoorden. En dan doel ik niet op het bewaren van die dingen, op een veilige plek en consequent en zo (hoewel dat vast en zeker zou bijdragen aan mijn innerlijke rust). Ik bedoel dat ik zou willen leren om beter uit de voeten te kunnen met woorden als: ‘kalm aan’, ‘komt wel’, ‘stop even’ en ‘adem uit’. Woorden die me uitnodigen tot een pas op de plaats, een pauze, zitten op mijn kont en handen. ‘Wachtwoorden’ dus, ze heten niet voor niets zo. Even niks doen, zeggen al die woorden. Rustig blijven zitten totdat het allemaal ietsje beter wordt. Totdat ik wél weet hoe het verder moet. Totdat ik zelf überhaupt weer een beetje verder kán. Nee, dus niet per se nu al allerlei reisjes boeken, opleidingen doen, clubjes opzoeken. Er gewoon op vertrouwen (weer zo’n wachtwoord) dat dingen goed komen en op hun plek vallen, ook (juist) als ik er niet aan loop te sjorren en trekken.
Mm. Dat soort vertrouwen, ik ben er nog niet zo goed in. Dat ik de hele tijd haar armen om me heen mis, en haar adem naast me in de nacht, dat maakt het er niet makkelijker op. Bovendien: ik ben een oplosser. Dat kwam best van pas, in al die zieke jaren. Een comfortabeler kussen, andere zalf, een rolstoel, noodgrepen bij acute calamiteiten: laat mij het maar regelen. Dat gaf houvast in barre tijden, het was nodig en het hielp vaak een beetje. Maar nu helpt het geen bal en duurt alles precies zo lang als zoiets nou eenmaal duurt. Dat weet ik natuurlijk ook wel, en toch: als ik bang ben (voor de toekomst, voor leegte, voor niet weten hoe, wat, wanneer in vredesnaam, en voor wie eigenlijk) probeer ik vaak om processen te versnellen en de boel op te jutten. Die oplosser staat nog aan, en dus wil ik bellen, mailen, en nog een keer bellen.
Maar ja. Wie bel je dan. Er is geen nabestaandendesk voor het oplossen van rouw. Dat klopt ook wel, want rouw is geen probleem dat met de benodigde papieren wel even kan worden gefixt. Wat het dan wel is ben ik aan het ontdekken. Op de tast. En ondertussen probeer ik me zoveel mogelijk wachtwoorden te herinneren.
Weer zo intens mooi geschreven..❤️
BeantwoordenVerwijderen❤️
BeantwoordenVerwijderen❤️🙏🏻
BeantwoordenVerwijderenRouw lijkt op een wachtwoord. Een wachtwoord in en voor het leven. Zoals met veel wachtwoorden soms een ander wachtwoord instellen. Soms wordt het wachtwoord herhaald en een teken toegevoegd of een hoofdletter midden in het woord: roUw1* want het wachten op een ander woord kan nog niet omdat het leven iets anders zegt. Wachten op een ander wachtwoord, wanneer het kan.
BeantwoordenVerwijderen